Vandaag zijn de resultaten bekend gemaakt van een nieuw onderzoek naar de besluitvorming over het landelijk EPD. Het eindrapport is getiteld “Het EPD voorbij?” en is geschreven door onderzoekers van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB).
Het rapport bevat geen wereldschokkende conclusies. De conclusies van de NSOB-onderzoekers vertonen veel overeenkomsten met eerdere publicaties, zoals het door mij geschreven rapport “Het landelijk EPD als black box: besluitvorming en opinies in kaart“. Het was ook gek geweest als dat niet het geval was.
Toch is het rapport boeiend om te lezen. De analyses vormen een verdieping van eerdere conclusies en zijn bovendien een mooie les in het hanteren van bestuurlijke complexiteit. Hieronder een korte samenvatting.Het rapport van de NSOB laat vooral goed zien hoe moeilijk het is om een complex project als het landelijk EPD goed te regisseren. Zo’n traject vraagt om het intrinsiek motiveren van betrokkenen. De neuzen moeten dezelfde kant op staan. Er moet een gedeeld beeld zijn van het waarom, wat en hoe. En er moet ruimte zijn om het oneens te zijn. Al die ingrediënten voor een succesvol project waren onvoldoende aanwezig, zo zal iedere lezer van het rapport concluderen. De focus lag te sterk op het volgens plan realiseren van de techniek en had te weinig aandacht voor de veranderkundige aspecten van een complex besluitvormingstraject.
De onderzoekers van de NSOB laten zien hoe VWS in een moeilijke positie is geraakt nadat de politiek expliciet aangedrong op een centrale regiefunctie. VWS is het in die regierol onvoldoende gelukt om de partijen in het veld een gevoel van ‘mede-eigenaarschap’ te geven. Als partijen formeel al participeerden, dan leken zij zich niet daadwerkelijk betrokken te voelen. De onderzoekers lijken hier en daar toch ook om begrip te vragen voor de lastige positie waarin VWS verkeerde. Het ministerie bevond zich in een sterk krachtenveld. Impliciet stellen de onderzoekers daarmee terecht dat niet alleen VWS iets te verwijten valt, maar dat het ‘de dynamiek’ tussen alle betrokkenen is geweest die leidde tot de afwijzing van de kaderwet:
Uiteindelijk is het de betrokkenen nooit gelukt om onder regie van het ministerie van VWS een eenduidig beeld te ontwikkelen over wat het EPD is, wat het zou moeten doen en wie het zou moeten dienen. Onderling deelden zij bovendien niet één alternatief. In plaats daarvan circuleerden verschillende varianten over wat het EPD had of zou moeten zijn.
Toch wijzen de onderzoekers op een aantal ‘onhandige’ acties van VWS. Met name de brief aan burgers, waarmee de Minister burgers voor het eerst informeerde over het landelijk EPD, krijgt er (ik denk terecht) weer stevig van langs. Dit zowel vanwege de inhoud als vanwege de timing. Toch zijn de onderzoekers niet zozeer kritisch over specifieke handelingen als wel over de eenzijdige, foutieve focus van het Ministerie:
De nadruk op implementeren heeft ruimte voor een meer strategische reflectie op het besluitvormingsverloop rond de invoering van het EPD in de weg gestaan. De eenzijdige nadruk op realisatie van ‘het EPD’ heeft de partijen belemmerd in het stellen van de strategische vraag welk EPD geïmplementeerd zou moeten worden in het licht van de uiteenlopende ideeën en opvattingen hierover bij de betrokkenen in het zorgveld. Problemen tijdens de realisatie van het EPD zijn bovendien nooit direct en formeel met die fundamentele vraag verbonden.
Bovenstaande analyse brengt de onderzoekers tot een lijst met 3 leerpunten:
- “Het EPD is niet wat het is”: meer ‘beeldvormende’ communicatie was wenselijk geweest
- “Partijen handelen vanuit verschillende modellen”: intrinsieke motivatie is cruciaal
- “Het EPD leert ons niet over het verleden maar over de toekomst”: het belang van netwerksturing
Deze lessen zou ik willen typeren als een les in het hanteren van bestuurlijke complexiteit. Om die reden is dit rapport niet alleen interessant voor mensen die betrokken zijn bij de invoering van EPD’s, maar zou dit rapport voor iedere beleidsmaker in zorg- en overheidsland als bron van inspiratie kunnen dienen.
Minister Schippers komt binnenkort met een reactie op het rapport, zo meldt ze de Tweede Kamer. Zelf kan ik niet zo goed inschatten wat de strekking van die reactie zal zijn. Ik verwacht niet al te veel spannends. U wel?