Vorige week verscheen de nieuwe voortgangsrapportage over het landelijk EPD. De Minister gaat in zijn brief aan de Tweede Kamer ondermeer in op de gemeenschappelijke uitgangspuntennotitie die met het veld is opgesteld. Ook door middel van andere ‘behaalde resultaten’ probeert Klink met zijn nieuwsbrief duidelijk weer wat positieve energie rondom het complexe invoeringstraject te genereren: “Ik verwacht dat één en ander een positieve invloed zal hebben op het tempo waarop zorgaanbieders worden aangesloten”, aldus de Minister. Hierna geeft de Minister concrete cijfers over de voortgang in aansluitingen en certificeringen. Daaruit blijkt dat het inderdaad nog niet zo’n vaart loopt met het aantal aansluitingen. Klink besteedt in zijn brief bovendien aandacht aan het in te richten klantenportaal. Voor dit laatste deed Zenc in opdracht van VWS onderzoek naar de impact van patiëntinzage naar het zorgproces. Hierover uiteraard later in deze blogpost meer.
Voortgang in het aantal aansluitingen en certificeringen
Uit de rapportage blijkt dat per 9 juli 2009 1.344.146 dossiers kunnen worden geraadpleegd. Het aantal daadwerkelijke raadplegingen blijft echter nog achter op het aantal aansluitingen, hetgeen de Minister (al is het ietwat cryptisch omschreven) lijkt te verklaren doordat we ons nog in een opstartfase bevinden. Daar zit natuurlijk wat in: hoe meer mensen zijn aangesloten, hoe groter zorgverleners en apothekers de kans zullen achten dat er relevante informatie over een patiënt beschikbaar is, en hoe groter dus ook de kans zal worden dat zij ervoor kiezen gegevens op te vragen.
De voortgangsrapportage biedt ook inzicht in de stand van zaken ten aanzien van de certificering van softwareleveranciers. Zoals u wellicht bekend moeten leveranciers informatiesystemen laten voldoen aan een bepaalde set eisen. Zij krijgen dan het stempel “Goed Beheerd Zorgsysteem” (GBZ). Uit de rapportage blijkt dat vooral de certificering van Huisarts Informatie Systemen achterblijft, al is een grote leverancier onlangs ook begonnen met het behalen van een kwalificatie. Ook de leveranciers van Ziekenhuis Informatie Systemen blijven wat achterlopen. Iemand daar een interessante verklaring hiervoor?
Onderzoek Zenc naar patiëntinzage
Samen met Zenc-collegae Marjolein Minderhoud en Frans Jan Douglas deed ik eind december in opdracht van VWS onderzoek naar de mogelijke impact van patiëntinzage op het zorgproces. Klink beschrijft in zijn brief de belangrijkste bevindingen. Voorts is onze gehele rapportage te vinden op de website van het Ministerie en die van Zenc. In het rapport beschrijven we welke gevolgen met name zorgverleners voor hun werk kunnen verwachtingen wanneer patiënten de mogelijkheid hebben hun medische gegevens online in te zien.We doen dat op basis van een inventarisatie van bestaand wetenschappelijk onderzoek en interviews met Nederlandse zorgverleners die hun patiënten reeds de mogelijkheid tot elektronische patiëntinzage bieden. Het onderzoek kende een doorlooptijd van minder dan twee maanden. Daarom hebben we ons beperkt tot het interviewen van één zorgverlener per zorginstelling met patiëntinzage. Het onderzoek is daarom bewust door ons ‘een verkenning’ genoemd. Toch is het opvallend dat de Nederlandse bevindingen bijna geheel overeenkomen met eerdere onderzoeksresultaten uit het buitenland.
Omdat een werkgroep aan de slag gaat met de bevindingen, staat in de brief en voortgangsrapportage van VWS helaas nog niets over hoe de onderzoeksresultaten en onze aanbevelingen concreet zullen worden opgepakt. Het blijft bij de algemene toezegging dat “de aanbevelingen uit het rapport worden meegenomen bij de verdere ontwikkeling van de toegang van de patiënt tot zijn EPD”.
Laat ik dan hier in ieder geval de wens uitspreken dat ik van harte hoop dat er bij de inrichting van het klantenportaal niet louter aandacht is voor de juridische en technische aspecten. De toezegging van de Minister in de Tweede Kamer maakt dat er ‘een klantenportaal’ moet komen, maar zegt natuurlijk nog weinig over hoe patiëntinzage vorm zal moeten krijgen. Medische gegevens zullen in ieder geval “verantwoord moeten worden getoond aan de patiënt”. Maar wat mij betreft is één van de belangrijkste conclusies van ons onderzoek dat het louter bieden van een inzagemogelijkheid, die voldoet aan privacynormen, niet voldoende is. Om te zorgen dat patiënten ook echt hun voordeel kunnen doen met de geraadpleegde gegevens en om te voorkomen dat zorgverleners hier geen hinder maar juist baten van ondervinden, is het belangrijk dat het portaal voorziet in een aantal aanvullende functionaliteiten. Voor voorbeelden hiervan verwijs ik naar de rapportage. Ik ben me ervan bewust dat de gegevensset die voorlopig aan patiënten zal worden opengesteld nog beperkt is. En dat het landelijk EPD niet direct een ‘EPD 2.0‘ zal zijn dat patiënten een breed scala aan mogelijkheden tot zelfzorg biedt. Dat neemt echter niet weg dat we zullen moeten kijken hoe het klantenportaal zo goed mogelijk aansluit op de wensen en behoeften van patiënten en zorgverleners. Want het zou toch zonde zijn als we een duur portaal ontwikkelen waarvan uiteindelijk bijna geen enkele patiënt gebruik maakt?
In artikelen over ons onderzoek naar de impact van patiëntinzage wordt vooral het advies over het niet ontsluiten van werkaantekeningen eruit gepikt. Zie:
– Artikel in ICTzorg: “Advies: ‘Verontrust de patiënt niet met werkaantekeningen in EPD”
– Artikel op Mednet