Wikipedia is niet alleen handig als encyclopedie, maar ook als bibliotheek. Toen ik een tijdje terug besloot te kijken wat er zoal te vinden was over Elektronische Patiënt Dossiers, stuitte ik op allerlei interessante (wetenschappelijke) artikelen. Eén daarvan was het artikel “Personal Health Records: Definitions, Benefits, and Strategies for Overcoming Barriers to Adoption”. Het artikel levert naar mijn mening een waardevolle bijdrage aan de beeldvorming ten aanzien van EPD’s en hun voor- en nadelen.
De definitiekwestie rondom EPD’s is een interessante. Zoals ik al eerder op deze website heb aangegeven: er is niet zoiets als hét Elektronisch Patiënt Dossier. De auteurs van het artikel maken een onderscheid tussen een Persoonlijk Patiënt Dossier (PPD) en een Elektronisch Patiënt Dossier (EPD). Hierbij wordt het EPD bijgehouden door zorgverleners en het PPD door een patiënt of iemand die zichzelf wel als gezond ervaart maar die het gewoon leuk of interessant vindt om zijn gezondheidsinformatie in een dossier bij te houden. Een voorbeeld van zo’n Persoonlijk Patiënt Dossier is Google’s toekomstige dossier. Het is natuurlijk ook mogelijk dat zo’n PPD en EPD worden geïntegreerd. In Nederland zou dat kunnen betekenen dat het EPD van Google onderdeel wordt van het EPD dat nu landelijk wordt ontwikkeld. Maar dat is toekomstmuziek.
De onderstaande tabel (een aangepaste versie van die uit het artikel) laat zien welke informatie in zo’n PPD zou kunnen staan.
Het onderscheid tussen een EPD en een PPD vind ik zeer waardevol. Natuurlijk heeft elke categorisering haar voor- en nadelen. Eerder sprak ik op deze website over de onderverdeling in generatiedossiers. Deze heeft als groot nadeel dat niet wordt ingegaan op wie nu informatie toevoegt aan een dossier. Daarmee wordt een belangrijk aspect over het hoofd gezien, want het maakt nogal niet uit wie welke informatie toevoegt aan een dossier…
Voordelen van een geïntegreerd dossier voor de patiënt
De auteurs gaan in het artikel uitgebreid in op de voordelen van geïntegreerd dossier, waaraan zowel patiënten als hulpverleners informatie toevoegen. Het belangrijkste argument dat zij voor zo’n dossier geven is dat het patiënten helpt “to become active participants in their own care”. Zij onderbouwen dit argument vervolgens met drie mogelijke voordelen.
Allereerst hebben patiënten, zoals ook de tabel laat zien, via een PPD toegang tot een grote variëteit aan informatie. Dit maakt het voor hen mogelijk om hun gezondheid en ziekte beter te ‘managen’. Bijvoorbeeld als zich bij chronische zieken klachten voordoen, kunnen zij op basis van deze informatie makkelijker ingrijpen. Ten tweede wordt communicatie met zorgverleners laagdrempeliger. Via een PPD kunnen vragen worden gesteld, afspraken worden gemaakt en problemen aan de hulpverlener worden doorgegeven. Het derde voordeel is hieraan gerelateerd: doordat je nu op een veel continuere basis contact hebt met je arts, worden gezondheidsklachten makkelijk gesignaleerd en kunnen deze dus in een eerder stadium worden aangepakt.
Voordelen van een geïntegreerd dossier voor de hulpverlener
Een voordeel van een PPD dat de auteurs van het artikel voor hulpverleners zien, is het beter kunnen nemen van beslissingen, omdat zij meer informatie hebben – namelijk informatie van de patiënt zelf. Daarnaast kan het ook leiden tot betere communicatie tussen hulpverleners, omdat patiënten zelf meer actief de regie gaan voeren op hun zorgproces. Tot slot kan een geïntegreerd dossier veel tijdswinst opleveren, doordat veel van de communicatie via een PPD sneller loopt dan communicatie op basis van consulten.
Maar weet je wat ik nu het meest interessante van het artikel vind? Dat de auteurs stellen dat er nog helemaal geen praktijkonderzoek is gedaan naar al deze voordelen en de invloed van een PPD op de arts-patiëntrelatie. En laat dat nu net het thema van mijn promotieonderzoek zijn….